Brandbrief aan overheid over vernietigen van vogels bij vogelgriep-bedrijven
Diervriendelijk Nederland heeft samen met zusterorganisaties Comité Dierennoodhulp, de Dierenrechten Alliantie, Animal Earth en Rechten voor al wat Leeft een kritische brandbrief aan de nieuwe minister van LNV gestuurd. In nog geen vier maanden tijd zijn er vanwege de vogelgriep in opdracht van het ministerie van LNV 1.413.660 kippen, kuikens, eenden en kalkoenen door vergassing op pijnlijke wijze gestikt en vernietigd. En tijdens het versturen van onze brandbrief kan dit aantal alweer achterhaald zijn, gezien de snelheid dat het vogelgriep virus opduikt in stallen. Een deel van deze dieren is zelfs preventief gedood enkel omdat de stal zich binnen een straal van 3 kilometer bevond of omdat er contact was geweest met een besmet bedrijf.
Hoogleraar Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren Arjan Stegeman stelde in een gesprek dat hij met ons had dat de in de afgelopen maanden door vogelgriep besmette bedrijven afzonderlijk van elkaar zijn besmet. Desondanks zijn er 167.600 dieren in de afgelopen maanden geheel onnodig preventief vergast. Dit had niet gehoeven, ook niet vanwege Europese regelgeving. In het verleden is vrijwel altijd achteraf gebleken dat de preventief gedode dieren niets mankeerden. In het verleden zijn er ook veel dieren gedood omdat er in een stal laag pathogene vogelgriep werd vermoed. De dieren worden hier echter veel minder ziek door en slechts een klein percentage zal door de ziekte komen te overlijden. Laag pathogene vogelgriep is ook veel minder besmettelijk zo stelt ook Arjan Stegeman en het is niet verplicht vanwege Europese wetgeving om deze dieren ook te doden.
Uit het jaarverslag 2020 van het DGF volgt dat er in 2020 in totaal €93.698.000 vanuit het DGF is uitgegeven waarvan €12.300.000 voor preventie en bestrijding inzake de sector. In het verslag is aangegeven dat van de ruim €90.000.000 één derde door de overheid is betaald. Het komt er dus op neer dat wij met z’n allen bijdragen in de kosten die gepaard gaan met ‘ruiming’ en preventie. In het rapport worden de kosten ter bestrijding van vogelgriep aangemerkt als incidentele kosten. Dit terwijl een uitbraak vrijwel jaarlijks plaatsvindt en met name preventieve ‘ruimingen’ een jaarlijks terugkerende kostenpost betreft. In een straal van 10 km rondom het bedrijf in regio Barneveld dat onlangs preventief ‘geruimd’ is, zijn maar liefst 277 andere pluimveehouderijen gevestigd. En daarbij wordt dus ook laagpathogene H3N1 op dezelfde wijze behandeld en vergoed als hoog pathogene, terwijl dit wettelijk helemaal geen bestrijdingsplichtige ziekte is. En waarom? Het gaat hier met name om een export product, waarvan het overgrote deel van hetgeen hier in Nederland geproduceerd is, voor de buitenlandse markt bedoeld is. Hiervoor lopen wij het (gezondheids)risico, hebben we de natuur- en milieuschade in ons land en betalen we ook nog eens mee aan deze dierenmishandeling in de vorm van vergoeding bij (preventieve) ‘ruimingen’. In de media wordt geen aandacht besteed aan de gevolgen voor andere pluimveebedrijven die vallen in het vervoersverbodgebied rondom een bedrijf dat verdacht wordt van vogelgriep. Met name opfokhennen en slachtpluimvee blijft maar een beperkte periode op het bedrijf. Opfokhennen moeten op een leeftijd van 17 weken verhuizen naar een stalsysteem die de mogelijkheid biedt om rustig een ei te kunnen leggen en voor slachtpluimvee is het voor hun welzijn niet goed om door te groeien. Kunnen deze dieren hierdoor voor de sector zelfs waardeloos worden en worden vernietigd?
• Blijft de vergoeding op deze wijze plaatsvinden nu vogelgriep niet aan te merken is als een incident, maar als iets structureels dat jaarlijks terugkeert in de sector?
• Kunt u ons uitleggen op welke wijze de intrinsieke waarde die de overheid aan dieren toekent, zich verhoudt tot het (preventief) ‘ruimen’ van dieren in plaats van vaccineren?
• Worden de ondernemers hiervoor ook gecompenseerd? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen bij de vogelhouders in de sector?